Het communicatievak is geworteld in de retorica. Aristoteles legde er de basis voor met de drie-eenheid van logos, pathos en ethos. Deze persuasieve kijk op communicatie heeft de wereld veel moois opgeleverd. Golven van creativiteit hebben de kunst van het oreren, debatteren, en reclame maken tot soms grote hoogten opgestuwd. Maar dit communicatie-paradigma heeft één belangrijke beperking. Het staat staat volledig in het teken van ons ego. De ander moet overtuigd, verleid, desnoods geïntimideerd worden. Mijn winst is jouw verlies. Het is de (retorische) vraag wat deze aanpak ons uiteindelijk brengt.
Ongeveer een eeuw voor Aristoteles introduceerde Plato al een heel ander perspectief: communicatie als dialoog. Een visie die is geworteld in het besef dat het leven geen zero-sum game hoeft te zijn. En dat je niet per sé aan de onderbuik hoeft te appeleren om mensen in beweging te krijgen.
Alternatieve geluiden de ruimte geven kan misschien wel irritant zijn, maar – en dat is vanuit retorisch perspectief misschien wel een doorslaggevend argument – leidt uiteindelijk wel tot betere oplossingen en vooral, tot betere relaties. De wetenschap is hier helder over.
De afgelopen jaren zien we dat dialoog zich in een toenemende populariteit mag verheugen. Vaak kun je je wel afvragen of zulke dialoog meer is dan een tactisch laagje vernis, een handige uitlaatklep om stoom af te blazen, in plaats van ‘flow of meaning’ te stimuleren, zoals William Isaacs het dialoog-proces ooit zo welbespraakt omschreef.
Als we echt betere gesprekken, betere relaties en betere oplossingen willen, dan moeten we in dialoog vanuit de onwankelbare intentie om nieuwe inzichten op te doen en vervolgens ook echt naar die inzichten te handelen.
Deze post is een bewerkte versie van een post die eerder verscheen in de ‘bloemlezing 2009-2019‘ van HR-Communicatie.